bron: Friesch Dagblad, 19 maart 2011
(Noot van Irene Bal: deze recensie vergelijkt nadrukkelijk de poëtische kracht van de Friese en de Nederlandse versie. Ik zal de aangehaalde citaten in beide talen weergeven, zodat ook de niet-Friese lezer de vergelijking kan volgen.)
Publicist Irene Bal (Heemstede, 1951) schrijft niet alleen studieboeken voor het middelbaar voortgezet onderwijs, maar ook jeugdboeken. Onlangs zag de tweetalige bundel De genade van een krimpende geest het licht. Volgens het voorwoord heeft Bal haar Nederlandstalige poëzie vertaald als liefdesverklaring aan het Fries. Tegelijk om niet-Friestaligen in contact te brengen met deze minderheidstaal.
Als poëtisch motto koos ze voor de woorden:
Woorden moeten met waarheid in één bed gelegen hebben,
uitgeleverd, tot rafeligheid bemind.
Zonder veeg op het gezicht
wordt het nooit meer dan vuurwerk.
Oh en ah en dan veel roze snippers.
Het Fries heeft als laatste regel Och en ah en snipels by it soad. In de verfriesing ontbreekt de kleuraanduiding, het beeld van dwarrelende confetti wordt vervangen door de smaak van zoete stukjes sinaasappelschil. Niet alleen het motto, ook de andere gedichten hebben voor het grootste deel de liefde als onderwerp. Verder speelt het Friese landschap ook een grote rol.
De Friestalige varianten zijn nogal eens bewerkingen, de ene keer beter geslaagd dan de andere. In bovengenoemd geval vind ik de oorspronkelijke eindregel net wat sterker, vanwege de associatie snippers/schrijfpapier. In het vers Bij ons op tafel/ By ús op tafel wordt 'een wijnglas' in het Fries 'in glês'. Het zou te maken kunnen hebben met het aantal lettergrepen, tegelijk is Bal daar in haar andere gedichten ook niet zo consequent in. Hebben de Friese varianten ook een meerwaarde? Mij dunkt van wel, het is een cliché, maar dat zangerige...
De poëzie van Bal is geschreven in op het eerste gezicht eenvoudige taal, maar in de meeste gedichten zit wel een kleine verschuiving of verdieping, die maakt dat het geen 'lichte' gedichten worden. In het gedicht Dit is de dag/Dit is de dei is het het woord 'deaskaad' dat een simpel natuurgedicht toch iets van dreiging meegeeft. In dit geval is het Nederlandse origineel 'schaduw' een stuk minder expressief:
It skud mei hurdhouten peallen
wiist nei it kaatslân
de fierten dêrefter
dy't lizze te wachtsjen
oant'st werkomst
om mei my te sitten by de feart
dy't nei syn aard
gjin drokte makket
oer it libben dat er berget.
Om it jonge reid te sjen
dat it âlde, stram rjochtop
elke dei wat fierder
yn 'e deaskaad stelt.
Dit is de dei.
Gjin wyn,
sêft ljocht
en stil.
De schutting met hardhouten palen
wijst naar het kaatsveld,
de verten er achter
die liggen te wachten
tot je weer komt
om met me te zitten bij de vaart
die naar zijn aard
geen drukte maakt
over het leven dat hij bergt.
Om het jonge riet te zien
dat het oude, stug rechtop,
elke dag wat verder
in de schaduw stelt.
Dit is de dag.
Geen wind,
zacht licht
en stil.
Het laatste, tegelijk het titelgedicht, is een fijnvoelend vers over Bal haar dementerende moeder. Toen werd je een oude vrouw, je geest begon te krimpen, enkel nog laag tij in je hoofd.
Mede door de schitterende landschapsfoto's is Genade een uitgave geworden om mee te pronken.
De genade van een krimpende geest/De genede fan in krimpende geast.
Irene Bal, Groningen, 22,50 euro