Later is nu

Dit verhaal is verschenen in Flessenpost, een bundel met literaire reacties op in Noord-Friesland aangespoelde en door Leen Ferwerda verzamelde flessenpost.

flessenpost

Op zoek naar mooie verhalen die gewone mensen elkaar vertellen was ik een paar weken geleden in Greetsiel, een dorpje aan de Noord-Duitse waddenkust. In het visserscafé raakte ik aan de praat met een oude tabakpruimende garnalenvisser die vertelde van de oude legende over een noodlottig gebied in de Oost-Friese waddenzee. Hij maakte er een punt van om secuur de positie van de vervloekte plek op te geven: 53o 51'40''N en 006o55'30''E, waardoor het geheel een werkelijkheidsgehalte kreeg dat je bij legenden niet verwacht. Hoe dan ook, het is een prachtig verhaal over liefde en dood dat het verdient om vastgelegd te worden. Het begon al gelijk goed.

'Garnalen,' hoorde ik uit een bruingerimpelde mummelmond, 'zijn erotisch voedsel bij uitstek, veel meer dan zo'n schromelijk overschatte met taaie sliertjes gelardeerde hap snotterig slijmwater die ze oester noemen. Sliertjes trouwens waar je vooral niet op moet kauwen want ze glijden ogenblikkelijk tussen je kiezen en hebben het daar zo naar hun zin dat je ze er met geen tandenstoker meer uit krijgt. Nee dan garnalen. Bruinroze als de plek waar een man naar verlangt, net een tikje knapperig, ziltzoet, kleine stukjes barnsteen uit de gulle zee. En, als je ze eet krijg je vieze vingers. Daar kan geen afrodisiacum tegenop. Dit alles beïnvloedt ons garnalenvissers, of we nu willen of niet.'

Ik hoefde dat allemaal niet te weten en vroeg me af of de oude viezerik wat van me wilde. Maar goed, hij bleek nu al een begenadigd verteller en daar kwam ik voor. Dus ik zette door. Wat volgde was het relaas van de knecht die niet te beroerd was zijn baas te bespieden. Het leek alsof hijzelf die knecht was...

'Obe haalt zijn netten op. Zo te zien zijn ze zwaar vandaag. Erg zwaar. Loodzwaar. Het bederft zijn humeur niet, integendeel. Obe stuurt me weg voor een klus die me zeker een uur of anderhalf zoet zal houden. Ik vertrek, maar verberg me. Die klus kan wel wachten. Geconcentreerd en met een uitdrukking van verwachting op zijn gezicht zet Obe zijn werk nu voort. Alsof hij iets bijzonders denkt aan te treffen, iets dat goedgevulde netten ver overtreft. Juist dát maakt me ongerust. Obes hoop wordt bewaarheid. Met groeiende ontzetting zie ik hem langzaam, heel langzaam, een zachtgroene zeemeermin naar boven halen. Mijn grootste vrees... Mooi is ze wel, dat moet ik toegeven. Een onvervalste Ostfriesische waddenmeermin, blond als het strand met garnaalkleurige borsten en een glinsterzilveren staart. Schrikogen kijken Obe aan maar met een besliste trek op zijn gezicht, alsof hij onmiddellijk zijn opdracht herkent, tilt hij haar met de grootste zorg uit het net. Draagt haar met zijn sterke zeemansbenen over het dek naar de kajuit. Zodra de deur dicht is, sluip ik er naartoe en gluur door het raampje. Binnen vlijt hij de meermin op de grond. Hij weet dat hij moet opschieten. Ze mag natuurlijk niet uitdrogen. Met vaardige vingers weet hij het fijne zilvergrijze filigrain netwerk van haar onderlichaam los te knopen en heel langzaam spreidt hij haar vinnen. Ik zie de meermin even verstarren. Dan geeft ze zich met een diepe zucht over en twee lange weerstandsloze benen maken zich voor Obes verrukte ogen los uit de materie.'

'Alles klopt met de verhalen,' zei de mond. 'Achter de kajuitdeur rilt mijn hart van angst maar de dingen moeten nu hun beloop hebben. Tussenbeide komen is zinloos.'

'Obe verdrinkt in zee en wind als zijn hoofd zich in haar schoot verbergt. Wanneer haar sappen gaan stromen, slaakt hij een zichtbare zucht van verlichting. Zolang ze nat is, is ze veilig. Het zilte vocht van de lust zal haar dorstige lichaam bewaren. Nu het gevaar geweken is kan hij zich uitkleden en hij vlijt zijn koortsachtige lijf tegen haar koele weke vormen. Likt haar zachte gezicht en vindt haar mond, die zich gretig opent en hem niet meer vrijwillig laat gaan. Zijn benen dringen zich tussen haar dijen. Harde vissershanden glijden over haar flanken en over een buik die onder de weekheid verbazend sterk is. Een fluistering als van een opkomende lentebries ontsnapt aan haar lippen. Als hij haar op haar buik draait ziet hij een perfect ronde kont. Ja, denk ik achter de deur. Als je alleen maar zwemt... Obes passie groeit. Grijpende handen naar de kostbare schat, strelend en knedend. Haar rug spant zich. Haar vochtige lust is haar vochtige leven, en zijn minnekunsten reiken door kostbare nood gedreven tot voor zijn verwonderd hart ongekende hoogten.'

De oude visser keek me aan. Ik voelde me opgelaten maar zijn verlegen ogen deden me goed. En achter zijn verlegenheid zag ik nog iets anders: grimmige berusting. Ik moest dit verhaal uithoren.

'En toen?'

'Sterke vissersvingers dringen naar binnen en verkennen de duisternis. Benen krommen zich en voeten fladderen als hulpeloze vinnen op en neer. De lentebries gaat over in een rijpe zomerwerveling en een met liefdesaroma bezwangerde luchtstroom ontsnapt door de kieren van de kajuit. Dan glijdt de meermin soepel om haar lengteas. Ze wil hem zien. Obes gezicht heeft een diepe gloed van ontroering als hij haar lendenen optilt en haar langzaam, o zo langzaam doorboort. Thuiskomen is het, in het element dat hem zijn broodwinning verschaft. De zee wordt ruig. Een windvlaag teistert de kajuit die begint te schudden en Obe klemt zich vast aan de meermin die hij berijdt. Ogen die van kleur veranderen, grijs als de zee op een bewolkte dag, groen met oplichtende zonnescherfjes, mysterieuze donderblauwe olievlekken in een bleek gezicht als hij dieper en dieper in haar stoot. De wind in de kajuit neemt in kracht toe en hij ziet alleen maar ogen en rijdt en rijdt... In een bulderende storm gaat zijn bewustzijn ten onder terwijl hij zich in haar branding verliest.'

'Haar benen sluiten zich. Haar voeten zijn weer vinnen. Met alle tederheid die hij in zich heeft, knoopt Obe het filigrain zorgvuldig dicht. Ik maak dat ik wegkom. Obe opent de kajuit, draagt zijn meermin naar bakboord en laat haar in de luwte van het schip zacht het water in glijden. Ze neemt een deel van hem mee en verdwijnt met een vrolijke vinslag die de zucht overstemt waarmee Obe ineenzijgt op het dek. Levenloos ligt hij op het hout en als ik me over hem heen buig zie ik een gapend gat op de plek van zijn hart.'

De garnalenvisser mikt een bruine fluim naast zich op de grond en zwijgt.

Thuisgekomen werk ik mijn aantekeningen uit en ontroerd stoppen mijn voorzichtige vingers dit klompje goud in mijn map 'Voor later gebruik.' Maar het leven levert streken die je in een boek of film als ongeloofwaardig terzijde schuift. Een week later ontvang ik je flessenpost met het verzoek een brief terug te schrijven. De positie van je schip komt me misselijkmakend bekend voor. Met een knoop in mijn maag raadpleeg ik mijn archief. Het klopt! Heeft die oude man me op weergaloze wijze een legende verteld of is dit de gruwelijke werkelijkheid?

Het leven haalt me in. Niets 'Voor later gebruik.' Later is nu. En nu wil ik nog maar één ding weten: Gerold Conradi, leef je nog?


Valid XHTML 1.0 Strict