Dit gedicht is opgedragen aan Sjoerd Janzen.
Vergrijsde matte klei
laat zich willig splijten
en de zwarte natheid,
aan duisternis onttrokken,
vangt een tere glinster.
Zo tekent hij zich
binnenstebuiten
en vindt in de zwaarte
de drager van licht.
Ergrauter, matter Lehm
lässt sich willig spalten.
Und die schwarze Nässe,
der Finsternis entzogen,
fängt ein zartes Glitzern.
So zeichnet er sich
das Innere nach aussen
und findet in der Schwere
den Träger von Licht.
Fergrize, doffe klaai
lit him willich spjalte.
En de swarte wietens,
ûntlutsen oan it tsjuster
fangt in teare glinster.
Sa teek'net er him
binnenstbûten
en fynt yn de swierens
de drager fan ljocht.
Sjoerd Janzen (Oosterbierum) was PC-kaatser, schilder en dichter. Hij overleed in 1996, enkele weken voordat zijn expositie in museum Belvédère zou openen. In 2011 heeft zijn weduwe een multimediale overzichtstentoonstelling georganiseerd op
zijn geboortegrond.
Dit gedicht, in drie talen geschreven omdat zijn weduwe Duits is
en Janzen Fries, werd tijdens de dichtersavond voorgedragen.
In dit filmpje legt Janzen uit waarom hij graag in zwart werkt.