
Als kind sprak ik snel en daar werd ik mee gepest. Dat hielp niet; door de jaren ontwikkelde mijn hoge spreektempo zich tot wat het waarschijnlijk altijd al was: een hoog levenstempo, waar ik intevreden mee ben.
Nadat ik de Pedagogische Akademie had doorlopen - ja, dat schreven we met een -k en zo staat het ook op mijn diploma dus daar houd ik me aan - was er in het onderwijs geen baan te vinden. Achter de kassa, in de taxfreeshop op Schiphol, begon ik voor het eerst te leren.
Ik ontwikkelde een tomeloze belangstelling voor volksaard, gevoel voor humor bij de verschillende volkeren, de talrijke vormen die hoffelijkheid kan aannemen enzovoort.
In mijn vrije tijd studeerde ik filosofie, kan ik iedereen aanbevelen, en gaf les aan Marokkaanse vrouwen. Ik leerde hen Nederlands, zij mij dat we weliswaar enig inzicht hebben in hun maatschappelijke positie maar nauwelijks in henzelf. Het was voor beide partijen een leerzame en vooral dolkomische tijd.
Pas in de tweede helft van de jaren tachtig trok de arbeidsmarkt aan. Ik startte een carrière als leraar, remedial teacher en intern begeleider, die vele gelukkige jaren zou duren.
Sinds de eeuwwisseling leef ik van mijn pen. Ik schrijf studieboeken voor het mbo en werkte onder andere mee aan een fundamentele vernieuwing van het speciaal onderwijs. Daarnaast heb ik korte verhalen en kinderboeken gepubliceerd.

De laatste jaren zit ik tot over mijn oren in de poëzie. In 2010 debuteerde ik met De genade van een krimpende geest, een prachtig vormgegeven, door mezelf in het Fries vertaalde, tweetalige bundel die zeer positief is ontvangen. In 2011 verscheen Kaap de Goede Hoop. Alweer een juweeltje al zeg ik het zelf.
Voor mij, door en door rationeel wezen, is het fascinerende aan poëzie dat de helderste analyses en de meest spitsvondige redeneringen hulpeloos aan de kant staan. Je moet een laagje dieper.